Voorzitter Maurice Van Hemelen heet iedereen welkom en opent de vergadering. Hij verwijst naar de vraag van de stad Doornik om de actie ter vrijlating van Olivier Vandecasteele te ondersteunen door het ondertekenen van de petitie.
Raadslid Frans De Cock vraagt of het toch niet opportuun is om een extra punt bij hoogdringendheid toe te voegen aan de agenda van de gemeenteraad in verband met het verlenen van steun aan de slachtoffers in Turkije en Syrie.
Burgemeester Guy Van Hirtum antwoordt dat er uiteraard een grote solidariteit uitgaat naar de slachtoffers, maar vraagt om niet al te spoedig te reageren, maar de gelegenheid te nemen om de volgende dagen passende initiatieven te nemen, samen met inwoners uit onze gemeente.
De notulen van de zitting van de gemeenteraad van 23 januari 2023 worden goedgekeurd.
In de gemeenteraad van 23/01/2023 werd een nominatieve subsidie voorzien voor de lidverenigingen van de wereldraad voor een bedrag van 6.100 euro
De volgende verenigingen maken actief deel uit van de wereldraad en hebben recht op deze subsidie:
Organisatie | Bedrag | Rekeningnummer |
Broederlijjk Delen | 700 € | BE86 9796 5359 0550 |
Amnesty International | 700 € | BE11 9796 3272 5648 |
Oxfam Wereldwinkel | 700 € | BE24 9791 6766 7838 |
11.11.11. | 500 € | BE84 9792 1555 8859 (rekening wereldraad) |
Picaflores | 700 € | NL12 TRIO 0338 8189 79 |
Vlaams Netwerk van Solidariteit met de Vredesgemeenschap van San José de Apartadó. | 1.500 € | WERD REEDS GOEDGEKEURD OP DE LIJST VAN DE NOMINATIEVE SUBSIDIES |
Het decreet lokaal bestuur (DLB) van 22 december 2017, artikel 41 § 23.
De gemeenteraad geeft goedkeuring aan het toekennen van een nominatieve subsidie aan de volgende verenigingen en voor het onderstaande bedrag in 2023:
Het beschikbare budget van de subsidies voor sociale instanties voor 2023 is 4000 euro. Het is mogelijk om de subsidiëring van Ispahan vzw (1000€) en Wiegwijs vzw (1000€) te behouden in navolging van vorige jaren. Het is de bevoegdheid van de gemeenteraad om dit goed te keuren.
Het decreet lokaal bestuur (DLB) van 22 december 2017, artikel 41 § 23.
De gemeenteraad beslist om een nominatieve subsidie van 1.000 euro aan Ispahan vzw en 1.000 euro aan Wiegwijs vzw (Kind & Preventie) toe te kennen.
Schepen Clyde Tai-Apin geeft toelichting bij de jaarlijkse rapportering van het Lokaal Energie- en Klimaatpact, onderverdeeld in verschillende werven. Schepen Clyde Tai-Apin verduidelijkt de stijging van CO2, wat rechtstreeks te maken heeft met de corona-periode waar behoorlijk diende verwarmd en verlucht. Hij voegt er aan toe dat hopelijk volgend jaar de positieve trend verder kan gerapporteerd worden.
Art. 2 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017: 'De gemeenten zijn overeenkomstig artikel 41 van de Grondwet bevoegd voor de aangelegenheden van gemeentelijk belang. Voor de verwezenlijking daarvan kunnen ze alle initiatieven nemen. Ze beogen om bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied.'
De gemeenteraad neemt kennis van de rapportering 2021 in verband met het Lokaal Energie- en Klimaatpact.
Door het nemen van deze verkeersmaatregelen zal de verkeersveiligheid en -leefbaarheid voor alle weggebruikers en in het bijzonder voor de zwakke weggebruikers, op bovenvermelde plaatsen verhogen.
De koninklijke besluiten van 16 maart 1968 en 1 december 1975 over de politie van het wegverkeer zijn van toepassing samen met het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 en het ministerieel rondschrijven van 7 mei 1999 over de plaatsing van de verkeerstekens. Wat betreft aanvullende reglementen, moet er sinds 1 mei 2019 voldaan worden aan de publicatie- en meldingsplicht overeenkomstig het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017.
De gemeenteraad trekt het raadsbesluit van 23 januari 2023 aangaande toevoegingen of wijzigingen van het gecoördineerd politiereglement van 2 april 1990 in.
De gemeenteraad besluit om aan onderstaande artikelen van het gecoördineerd politiereglement van 2 april 1990 het volgende toe te voegen of te wijzigen:
Om een omgevingsvergunning te kunnen afleveren voor het bouwen van een nieuwbouw, dient het betrokken perceel gelegen te zijn aan een openbare weg. Dit is bij onderhavige verkaveling nog niet het geval. Daarom dient eerst het restperceel met nummer 261E2 aan de gemeente te worden afgestaan, alvorens het verkoopbaarheidsattest kan worden afgeleverd. Dit restperceel wordt dan mee opgenomen in de openbare weg en behoort dan ook tot het openbaar domein van de gemeente.
De gemeenteraad aanvaardt de kosteloze afstand van een perceeltje grond gelegen Parwijsstraat, afdeling 3, sectie A, nummer 261E2, met een oppervlakte van 2a 69ca, zoals weergegeven op het kadasterplan en zoals opgenomen op het plan van 13 januari 2021, opgemaakt door het landmeters- en expertisebureau De Groot en Celen te Westerlo.
Het dossier en de ontwerpakte, die wordt verleden voor notaris Lien Van Cauwenbergh te Westerlo, worden goedgekeurd.
Het restperceel wordt opgenomen in de openbare weg en behoort voortaan tot het openbaar domein van de gemeente.
Schepen Tinne Wuyts geeft toelichting bij het agendapunt en de opmaak van het provinciaal ruimtelijk structuurplan Antwerpen, waar dit PBRA in past. Zij verduidelijkt dat de opmaak een erg lange procedure kent met heel wat inspraakmomenten. Door het schepencollege werden al twee adviezen gegeven; een advies op de conceptnota en een advies op het voorontwerp. Momenteel loopt er een adviesronde. Dit PBRA zal tevens nog besproken worden op de Gecoro en de milieuraad. Schepen Tinne Wuyts vervolgt dat een aantal Kempense gemeenten aan IOK gevraagd hebben om een advies uit te brengen. Westerlo heeft aansluitend op dit advies nog een aantal gemeente-eigen adviezen toegevoegd. Schepen Wuyts geeft verder toelichting bij de beleidskaders en het verder verloop van de procedure. Het advies van de gemeente is terug te vinden in het besluit met een opdeling naar het algemeen gedeelte, de beleidskaders en het Westels niveau.
Raadslid Frans De Cock zegt zich te kunnen vinden in het advies met dien verstande dat in artikel 2, 475 inwoners/km² wordt vermeld. Hij voegt er wel aan toe dat er toch erg lang moest gewacht worden op de medewerker lokale economie en dat niet in alle deeldorpen er een superette aanwezig is.
Raadslid Iris De Wever zegt het jammer te vinden dat de Gecoro haar advies maar na de gemeenteraad kan aanleveren, waardoor dat advies niet kan meegenomen worden in dit debat.
Schepen Tinne Wuyts antwoordt dat dit inderdaad anders voorzien was, maar dat het toch even wachten was op het advies van IOK, waardoor de Gecoro werd uitgesteld.
Door de juridische dienst van IOK werd een advies voorbereid naar aanleiding van de adviesvraag die vanuit de provincie gesteld werd over het ontwerp PBRA. Dit advies werd behandeld door het adviescomité ruimtelijke ordening van IOK op 15 februari 2023 en werd ook geagendeerd op de raad van bestuur van IOK op 17 februari 2023.
De gemeenteraad sluit zich aan bij dit advies dat integraal werd opgenomen in besluit hieronder. Door middel van het advies dat werd opgemaakt door de juridische dienst van IOK worden immers een aantal belangrijke aandachtspunten met betrekking tot het ontwerp PBRA vanuit het perspectief van de Kempense lokale besturen onder de aandacht gebracht die ook voor de gemeente Westerlo van toepassing zijn.
De gemeenteraad voegt aan dit advies van IOK haar gemeente-specifieke opmerkingen toe in het besluit.
Verder wenst de gemeenteraad de opmerkingen vanwege het college van burgemeester en schepenen op de conceptnota en het voorontwerp van het Provinciaal Beleidsplan, te hernemen, voor zover deze niet werden weerlegd of weerhouden.
De gemeenteraad bespreekt op 27 februari 2023 het ontwerp Provinciaal Beleidsplan Ruimte Antwerpen naar aanleiding van de adviesronde die loopt van 16 december 2022 tot en met 15 maart 2023 en beslist om zich aan te sluiten bij het advies dat werd opgemaakt door de juridische dienst van IOK - omdat hierin een aantal belangrijke aandachtspunten met betrekking tot het ontwerp PBRA vanuit het perspectief van de Kempense lokale besturen onder de aandacht gebracht die ook voor de gemeente Westerlo van toepassing zijn - en de volgende opmerkingen en aanbevelingen over te maken aan de provincieraad:
1. Algemeen
Gemeenten als partners in het provinciaal ruimtelijk beleid …
We waarderen het dat de provincie Antwerpen de gemeenten benoemt als partners in het ruimtelijk beleid waarbij ze gemeenten erkent in hun vrijheid om hun rollen en prioriteiten te bepalen en aan te geven. (Strategische visie, p. 13). Men geeft aan dat men verder met de gemeenten in gesprek zal gaan zodat aansluiting gevonden kan worden op de lokale visies, noden en uitdagingen.
… stap voor stap …
De provincie biedt met het provinciaal beleidsplan ruimte Antwerpen een referentiekader aan voor de ruimtelijke ontwikkeling binnen de provincie Antwerpen. Dit daagt de gemeentebesturen uit om samen in de vooropgestelde richting te stappen. De gemeentebesturen vragen echter begrip vanwege het provinciebestuur voor:
We zijn er van overtuigd dat we vaak meer zullen kunnen bereiken door in dialoog stap voor stap de provinciale visie te implementeren. Dat zal wellicht meer resultaten opleveren dan wanneer gemeentebesturen door een te strakke en dogmatische toepassing in adviesverlening in een positie tussen hamer en aambeeld terecht komen die geen oplossingsmarge meer biedt.
Kunnen we het provinciaal beleidsplan ruimte hanteren als een kader, waarbinnen de lokale besturen mogelijkheden krijgen om op het eigen grondgebied en beleidsniveau, de eigen beleidslijnen verder uit te zetten en uit te werken tot acties?
… en wederkerig
Waar de gemeentebesturen wel klaar zijn om het tij te doen keren en de in het beleidsplan beschreven beleidslijnen toe te passen in het gemeentelijk vergunningenbeleid verwachten we anderzijds wel dat de provincie Antwerpen ook de eigen beleidslijnen respecteert in vergunningendossiers.
2. Beleidskader levendige kernen
Kerntypering (bijlage 1)
In het voorontwerp kondigde de provincie aan een kernentypering te gaan voorleggen die de basis zou moeten vormen voor een gedifferentieerde aanpak. Ten aanzien van het voorontwerp beleidsplan werd deze kerntypering nu uitgewerkt. Er rijzen nu echter vragen over het gewicht van de beleidskeuzes op provinciaal niveau en de doorwerking naar het gemeentelijk beleid.
a) Doorvertaling
De toepassing van de kerntypering gebeurt in bijlage 1 en maakt dus geen deel uit van de hoofdtekst van het beleidskader. In het beleidskader worden wel ontwikkelingsperspectieven en gewenste rollen gekoppeld aan de kerntypering. Op p. 27 wordt vermeld: “We willen een kerntypering naar voor schuiven die logisch is en nuanceert, maar toch voldoende vrijheden biedt voor gemeenten en andere partners om verder te differentiëren binnen de diverse kerntypes.” Tegelijk wordt op p. 34 aan de gemeentebesturen gevraagd de voorgestelde kerntypering te implementeren in het eigen gemeentelijk beleid en de kerntypes binnen de eigen gemeenten te verfijnen (in het bijzonder het kerntype ‘dorpskern met potenties’ en ‘dorpskern’).
Het is daardoor niet duidelijk wat de precieze status is van de typering en de ontwikkelingsperspectieven die aan de kernen worden toegekend. Hebben de gemeentebesturen nog voldoende vrijheden om hier in het eigen ruimtelijk beleid gemotiveerd op te gaan differentiëren?
Het lijkt wenselijk om in toepassing van dit beleidskader steeds de leefbaarheid voorop te stellen. Het hoofddoel moet blijven dat mensen hier kwalitatief kunnen wonen en leven. Het mag niet de bedoeling zijn dat strakke beleidslijnen ongewild aanleiding geven tot leegloop van bepaalde kernen.
b) Onderbouwing: Ruimtekompassen en ruimtelijk multimodale knopen voor personen als basis voor de kerntypering
De kerntypering zoals deze uitgewerkt wordt in bijlage 1 steunt op de ruimtekompassen en ruimtelijk multimodale knopen voor personen. Enkele bedenkingen hierbij zijn:
De ruimtekompassen zijn een oefening om de eigenheid van de afzonderlijke stads- en dorpskernen te objectiveren en te kwantificeren. De ruimtekompassen maken zelf geen onderdeel uit van het openbaar onderzoek, maar ze zijn wel gebruikt om hierop ruimtelijk beleid te kunnen enten. Ze zijn bovendien gebaseerd op de bestaande toestand, maar het wijzigen van een parameter in de toekomst (door beleidsacties) kan een andere uitkomst genereren.
De kerntypering wordt mede bepaald op basis van het voldoen aan voorwaarden van een lokale multimodale knoop. Op p. 29 lezen we dat deze dienen te beschikken over een ruim aanbod aan hoogwaardige verbindingen op lokaal niveau. Om in te schatten welke ruimtelijk multimodale knopen in rekening gebracht worden, kunnen we ons enkel beroepen op de bijlage 1 van het beleidskader “Sterke netwerken: Ruimte en mobiliteit”. Voor de Kempense regio lijken bijvoorbeeld busverbindingen met een hoge frequentie of het kernnet uit het openbaar vervoerplan (Vervoerregio Kempen) hierin niet voldoende gewaardeerd te worden voor personenvervoer.
Beide parameters zijn gebaseerd op de bestaande toestand én niet op de ‘gewenste’ toestand. Zijn de uitkomsten van deze modellen voldoende getoetst aan het wensbeeld voor de kernen om doorgedreven ruimtelijk beleid op te enten?
Conclusie:
We dringen er op aan dat dit in de praktijk een dynamisch kader zal zijn waaraan in overleg met de gemeentebesturen wijzigingen aan de typering aangebracht kunnen worden. Het is wenselijk dat dit geduid wordt in de documenten. Bijgevolg is het ook raadzaam juridisch te onderzoeken of dit dynamisch karakter gerealiseerd kan worden zonder ingrijpende procedure.
Regionaal woonprogramma (bijlage 2)
De kerntypering wordt in ieder geval door de provincie wel doorvertaald in de uitwerking van het regionale woonprogramma in bijlage 2, die hier volledig op steunt.
a) Doorvertaling
Er worden duidelijke uitspraken gedaan over de (her)verdeling van de bijkomende woningen binnen en tussen de verschillende woningmarkten. Echter wordt in het document aangegeven dat dit niet bindend is én dat gemeenten zelf kunnen verfijnen. Op welke wijze moeten de gemeenten aan de slag gaan met het regionaal woonprogramma? Op welke wijze worden deze quota verdeeld binnen een woonmarkt? Hoe omgaan met bouwpotentieel dat dit overstijgt? In het ontwerp provinciaal beleidsplan ruimte worden daarvoor geen handvaten aangereikt.
In het vorige advies werd gevraagd om de gemeentelijke autonomie te respecteren. De mogelijkheid tot verdere verfijning geeft hier een antwoord op. Daarom stellen we vragen bij:
b) Onderbouwing: Kerntypering als basis voor het regionaal woonprogramma
Bij de uitwerking zijn een aantal methodologische keuzes gemaakt, waarbij vragen te stellen zijn, maar die wel een vergaande impact hebben op de uitkomst.
De stedelijkheidsgraad van elke woningmarkt wordt bepaald om zo een herverdeling te doen tussen de woningmarkten.
Ook hier wordt nauwelijks de vraag gesteld of het resultaat overeenstemt met het wensbeeld. Noch wordt de toets gedaan met de realiteit.
Huishoudenstransitie, kerntypering en regionaal woonprogramma
Lezen we in het beleidskader op p. 47 correct dat het regionaal woonprogramma in de stedelijke kernen niet beperkend doorwerkt binnen het huidig verhard ruimtebeslag en de nog onbebouwde woongebieden, maar wel onderbouwend kan ingezet worden om nieuwe mogelijkheden te creëren indien het woonprogramma in de regio niet is opgevangen? Hoe verhoudt dit zich tot de ontwikkelingsperspectieven voor bijkomende woningen in niet-stedelijke kernen zoals deze meegegeven worden op p. 49-50? Daarin wordt voor de dorpskernen bv. onderscheid gemaakt wordt tussen bebouwde (binnen ruimtebeslag) en onbebouwde woongebieden (buiten ruimtebeslag) en krijgen de laatste enkel kansen op ontwikkeling indien dit kwalitatief én kwantitatief wordt onderbouwd.
Ondergeschikt stellen we vast dat er verwarring kan ontstaan. In de bijlage op p. 102 wordt er bijvoorbeeld gesteld: “Dorpskernen zijn geschikt om lokaal een beperkte huishoudenstoename op te vangen in verhouding tot hun profiel. Daarom kunnen ze de helft van de verwachte huishoudenstoename behouden; de andere helft van de toename wordt herverdeeld naar de stedelijke kernen en de strategische dorpskernen. -> beperkte toename huishoudens = 50% van de vooropgestelde prognoses”, terwijl op p. 49 voor deze kernen staat “De dorpskernen zijn geschikt om de lokale huishoudensgroei op te vangen, maar in verhouding tot hun profiel”. Het is onduidelijk of deze uitspraken betrekking hebben op dezelfde kencijfers en welke doorwerking deze kennelijk tegensprekende richtlijnen krijgen.
Bijdrage aan bouwshift
Een algemene tendens is dat het beleidsplan sterk inzet op kernversterking en ontwikkeling nabij ruimtelijke multimodale knopen. Een keerzijde hiervan is het ‘overaanbod’ aan juridische voorraad op “slechter” gelegen locaties. We vragen aan het provinciebestuur om deze uitdaging als evenwaardig aan ‘kernversterking’ te beschouwen en de schouders mee onder een werkbaar en financieel kader te zetten ten aanzien van deze bestemmingen (bv. onbebouwd woongebied buiten ruimtebeslag).
Verweving
De provincie zet sterk in op verweving in de kernen en vertaalt dit op p.24 ook in volgende stelling: “Monofunctionele (woon)ontwikkelingen zijn niet gewenst in een kern. Enkel indien blijkt dat bepaalde activiteiten of plekken niet verweefbaar zijn, zal hiervan afgeweken kunnen worden. De keuze om niet te verweven zal dan goed gemotiveerd moeten worden en kan pas wanneer de voordelen van verweving niet opwegen tegen de nadelen.”
Ook hier vragen we meer begrip voor het feit dat niet alles overal en altijd verweefbaar is. Het gemeentelijk beleidsniveau blijft het niveau bij uitstek om een gebiedsgericht beleid uit te rollen. Functies moeten steeds grondig door lokale besturen overwogen en opgevolgd kunnen worden.
Het verplichten van verweving kan ongewenst een tegengesteld effect bereiken. Het dogma van verweving mag er bv. niet toe leiden dat op bepaalde plekken kansen gecreëerd moeten worden die als gevolg kunnen hebben dat het handelscentrum uitgehold wordt. Het moet in dergelijke gevallen toch mogelijk zijn monofunctionele woonontwikkelingen toe te staan indien in de kern reeds ruime kernvoorzieningen aanwezig zijn.
Waar binnen het bebouwde weefsel zijn kansrijke plaatsen voor verweving van wonen en bedrijvigheid? We vragen aan de provincie om hun kennis vanuit pilootprojecten met de lokale besturen te delen en samen met de lokale besturen verder de ingeslagen pad verder te zetten.
3. Beleidskader verdichten en ontdichten van de ruimte
Waarde toekennen aan de open ruimte via ecosysteemdiensten
De strategie van een samenhangend ecologisch netwerk wordt in de beleidskaders slechts beperkt vertaald en gereduceerd tot de boodschap dat men de ecosysteemdiensten op provinciaal niveau in kaart zal brengen om gebiedsgerichte afwegingen te kunnen maken. Hierdoor zal men louter een instrument naar voor schuiven om ad hoc afwegingen van functie en plek op te maken. Er lijkt hier een kans gemist te worden om een ruimtelijk wensbeeld voorop te stellen en hier effectieve acties aan te koppelen. Voor lokale toepassing zijn wensbeelden vaak dankbaarder dan een (voorlopig) onduidelijk instrument als ecosysteemdiensten.
Infiltreren in plaats van verharden
De provincie maakt gebruik van watersysteemkaarten en bodemkaarten om te definiëren waar prioritair op infiltratie moet ingezet worden. Aan de gemeenten vraagt men om een gebiedsgerichte vertaling te maken van de provinciale droogtestrategie. Gezien de relevantie in het klimaatbeleid wordt in de regio Kempen ook bijzonder ingezet op de onthardings- en infiltratiethematiek. Kunnen de watersysteemkaarten daarom ook rechtstreeks ter beschikking gesteld worden van de gemeenten om hier lokaal mee aan de slag te gaan?
Op zoek naar systemen om slecht gelegen activiteiten te verplaatsen of te ruilen
Agrarische herontwikkeling en zonevreemd ruimtegebruik
De provincie stelt hoge ambities om het ruimtebeslag in de open ruimte te bewaken en de impact van verspreide bebouwing in de open ruimte te reduceren. Daarvoor zet men prioritair in op agrarisch hergebruik van agrarische sites, sloop van verouderde infrastructuren en een strenger beleid rond zonevreemde functiewijzigingen.
Op p. 43 lezen we dat de provincie het engagement aangaat om uit te zoek hoe ze een geïntegreerde aanpak naar agrarische herontwikkeling, zonevreemd hergebruik en sloop kan realiseren in samenwerking met POM Antwerpen. Ervan uitgaande dat het aantal sites in de open ruimte groter zal zijn dan nodig voor agrarische herontwikkeling en zonevreemde functiewijzigingen niet overal toelaatbaar zijn, stelt de vraag zich hoe sterk ingezet zal moeten worden op sloop. Zullen in de aanpak middelen ter beschikking gesteld worden om afbraak van verouderd patrimonium te faciliteren? … Het ontbreken van een financieel kader zal een consequente doorvertaling op het terrein in de weg staan en het vergunningenbeleid sterk onder druk zetten.
Bedrijvigheid
a) Verweefbaar versus niet verweefbaar
De provincie wil in de kernen inzetten op verweefbare bedrijvigheid waardoor bedrijventerreinen gevrijwaard kunnen worden voor niet-verweefbare bedrijvigheid. Daar gaat men (te) categoriek mee om.
Tegelijkertijd stellen we vast dat het voorzien van een beperkt aantal units – al dan niet in de vorm van een doorgangsgebouw – een katalysator kan zijn voor de reconversie van verouderde bedrijventerreinen met een lager economisch rendement.
Deze argumenten wijzen op het risico dat dogmatisch toepassen van deze principes in adviesverlening de economische ontwikkeling van de provincie zal verlammen. Er zijn vrijheden nodig om het provinciaal principe van behoud van ruimte, niet van plek in de praktijk te kunnen toepassen.
b) Herbestemmingen
De provincie geeft aan dat behoud en herstructurering van economische ruimte prioritair zijn, maar dat herbestemming van nieuwe ruimte voor bedrijvigheid niet volledig uitgesloten wordt. De gemeenten vinden het waardevol dat op die manier de mogelijkheid voor het ontwikkelen van bijkomende ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft. Hier worden in het ontwerp beleidskader evenwel randvoorwaarden aan gekoppeld, nl. dat herbestemmen van open ruimte naar bedrijvigheid maar kan wanneer:
En deze randvoorwaarden roepen vragen op:
Gemeenten moeten voldoende vrijheid hebben om een kwalitatieve visie uit te bouwen voor de economische ruimte voor het gehele grondgebied, waarbij ook nog verspreid liggende zonevreemde activiteiten en specifieke ruimtevragers in rekening kunnen worden gebracht. Indien de optimale oplossing hier ligt in het voorzien van herbestemmingen op een goed gelegen plek dan moet dit ook in de toekomst nog steeds mogelijk zijn. Daar worden vaak hogere kwaliteitswinsten mee gehaald dan met een te strak verbod op bijkomende bestemmingen.
Nood aan oplossing voor specifieke ruimtevragende activiteiten
De provincie verwijst in het beleidskader p. 46 naar de noden van specifieke ruimtevragers en stelt dat daarvoor aandacht moet zijn op de bedrijventerreinen. Er is echter reeds lange tijd vraag naar een oplossing om ruimte te kunnen bieden aan grootschalige ruimtevragers zoals grondwerkers. Gezien hun schaal en activiteiten zijn hiervoor geen oplossingen op bedrijventerreinen te vinden. Ook is dit een probleem dat de gemeentegrenzen overstijgt. We vragen de provincie hiervoor op bovenlokale schaal oplossingen te formuleren en het beleidskader hierop aan te vullen.
4. Beleidskader sterke netwerken: ruimte en mobiliteit
Uit de kaarten in bijlage blijkt dat onze regio sterk ondervertegenwoordigd is in multimodale bereikbaarheid. We herhalen de vraag om mee aan de kar te trekken om de multimodale bereikbaarheid van onze regio te versterken door:
Ruimtelijke multimodale knopen
Er rijzen bij dit beleidskader vragen over het gewicht van de aanduidingen, de doorwerking naar het gemeentelijk beleid en bijgevolg de slagkracht ervan. Zowel de toepassing van de ruimtelijke multimodale knopen voor personenvervoer (bijlage 1), als de uitwerking van de ruimtelijke multimodale knopen voor goederenvervoer (bijlage 2) zijn onderdeel van bijlagen.
a) Doorvertaling
De (indicatieve) situering van de ruimtelijke multimodale knopen voor personenvervoer gebeurt in bijlage 1 en maakt dus geen deel uit van de hoofdtekst van het beleidskader, al worden daarin wel ontwikkelingsperspectieven gekoppeld aan deze ruimtelijk multimodale knopen. Het is daardoor niet duidelijk wat de precieze status is van deze indicatieve weergave. De legende wordt niet verduidelijkt in de bijlage, noch in de tekst. Het is dan ook niet duidelijk hoe deze selectie van multimodale knopen zich verhoudt ten opzichte van de parameters die in het beleidskader worden gehanteerd voor de selectie van ’locaties die hoogdynamische ontwikkeling kunnen ontvangen’, meer bepaald het provinciaal ruimtemodel en het provinciaal ruimtekompas.
De (indicatieve) situering van de multimodale knopen voor goederenvervoer gebeurt in bijlage 2 en maakt dus geen deel uit van de hoofdtekst van het beleidskader. De legende wordt niet verduidelijkt in de bijlage, noch in de tekst. Vermoedelijk verwijst de terminologie naar de tabel gehanteerd op pagina 37.
Welke doorwerking zal deze indicatieve weergave hebben voor de ontwikkelingskansen van o.a. bedrijventerreinen? Welke doorwerking heeft deze afbakening op andere hoogdynamische activiteiten? Moet de selectie niet beter afgestemd worden op het wensbeeld? Nu zijn bijvoorbeeld knopen aangeduid buiten het bestaande ruimtebeslag, bv. aan de kruising van de N118 en het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten te Arendonk. Is dit een voorbeeld van locatie waar de provincie hoogdynamische ontwikkeling ziet?
We dringen er op aan dat dit effectief als indicatief gehanteerd wordt en in de praktijk een dynamisch kader zal zijn waaraan in overleg met de gemeentebesturen wijzigingen aangebracht kunnen worden. Het is wenselijk dat dit geduid wordt in de documenten. Bijgevolg is het ook raadzaam juridisch te onderzoeken of dit dynamisch karakter gerealiseerd kan worden zonder ingrijpende procedure.
b) Onderbouwing: Onduidelijkheid van parameters voor afbakening van ruimtelijke multimodale knopen
Door gebrekkige informatie in de bijlagen is er onduidelijkheid over de verschillende parameters en het gewicht dat hieraan wordt toegekend voor de afbakening van multimodale knopen.
Multimodale knopen voor personenvervoer:
Uit onderzoek blijkt dat de fiets voor onze regio het vervoersmiddel bij uitstek zal zijn om de modal shift te bewerkstelligen. Dit beleidskader legt hier geen nadruk op, ondanks de grote inspanningen van het provinciebestuur voor het verwezenlijken van fiets-o-strades. We vragen om deze vervoersmodi naar waarde de schatten, zowel naar gewicht in selectiecriteria, als in functie van acties op het terrein.
Op p. 30 wordt gesteld dat railinfrastructuur een hogere status heeft dan het busvervoer. Dit maakt dat onze regio sterk ondervertegenwoordigd is in multimodale vervoersknooppunten voor personenvervoer. We verzoeken de provincie om ook sterke busnetten mee te nemen in deze analyse.
Binnen de vervoerregio Kempen werden bovenlokale Hoppinpunten aangeduid. Hoe verhouden zij zich tot de aanduiding van multimodale ruimtelijke knopen voor personenvervoer?
Multimodale knopen voor goedervervoer:
Het gebrek aan transparantie in criteria bevordert het inzichtelijk krijgen van bepaalde aanduidingen niet. Een voorbeeld hiervan is dat de E19, as tussen de haven van Antwerpen en Rotterdam, over de gehele lengte geselecteerd wordt als Ruimtelijke multimodale knoop van tweede orde B. De functie hiervan is continentaal transport en het hergroeperen van goederen, terwijl het ENA-gebied niet in zijn geheel geselecteerd wordt als ruimtelijke multimodale knoop. We vragen aan de provincie de nodige aandacht te hebben voor deze aanwezige sterke netwerken, zoals het Economisch netwerk Albertkanaal.
Invullen noodzaak aan infrastructuur
Er wordt de nadruk gelegd op watergebonden bedrijvigheid. Het lijkt erop dat alle kanalen even sterk worden gewaardeerd. In de huidige toestand is er omwille van de diepgang van de kanalen nog een groot verschil naar capaciteit en gebruikscomfort. Ook vervoer over het spoor wordt meegenomen, ongeacht de aanwezigheid van een afdoend netwerk.
Op p. 49 van het beleidskader ‘Sterke Netwerken’ lezen we dat deze ruimtelijke multimodale knopen voor goederenvervoer o.a. op andere transportnetwerken moeten kunnen aansluiten, zoals rangeerterreinen, zijsporen op- en afrittencomplexen, laad- en loskades. Betekent dit dat er binnen de vooropgestelde selecties kansen worden gecreëerd voor het verwezenlijken van dergelijke infrastructuur? Of is dit een bijkomende voorwaarde om in aanmerking te kunnen komen voor dergelijk knooppunt? Het lijkt aangewezen om het wensbeeld af te stemmen op een meer realistisch toekomstbeeld.
Modal split
De provincie bevestigt een modal split van 50/50 te ambiëren. Het is niet duidelijk op welke wijze de provincie deze norm zal hanteren. We onderschrijven deze duurzaamheidsdoelstellingen, maar vragen in lopende en toekomstige planinitiatieven ruimte voor transitie te behouden. Dit vraagt een trendbreuk, een transitie op het terrein, die tijd zal vergen en waar begrip voor gevraagd wordt. Bovendien wordt gevraagd rekening te houden met de impact van specifieke eigenheden, lokale gebiedsgerichte kenmerken en dergelijke die een strakke doorvertaling op lokaal niveau in de weg kunnen staan.
Vervoerregio Kempen als sterke partner
In de beleidskader wordt o.a. verwezen naar het provinciaal mobiliteitsplan en de regionale vervoerregio’s. We waarderen het erkennen en benoemen van de verschillende partnerschappen, zoals de vervoerregio’s. Echter is het onvoldoende duidelijk hoe deze documenten en partnerschappen interageren op elkaar en welk gewicht elk van deze visies toebedeeld krijgt.
De vervoerregio Kempen leverde al sterk werk en zal dit de komende jaren verder zetten. Op dit niveau kan er sterk ingezet worden op de uitdagingen en potenties van onze regio. We waarderen dan ook de vraag van de provincie om verder in gesprek te gaan met de verschillende vervoerregio’s. Op deze manier kan de regionale kennis nog beter doorstromen naar het provinciaal niveau en vice versa.
Toeristische ontsluiting
De Kempen scoort zeer goed op vlak van toerisme met een aantal bijzonder zwaartepunten, zoals de Kempense Meren, de Merode, én waardevolle provinciale domeinen, zoals De Lilse Bergen, het Zilvermeer, e.d. We stellen echter vast dat de ligging van deze locaties niet overeenstemt met de weergave van ruimtelijke multimodale knopen voor personenvervoer in bijlage 1. Verhindert dit het verder uitbouwen van de Kempen niet als toeristisch sterke regio? Hoe ziet de provincie de match tussen de ontsluiting van de grote toeristische zwaartepunten in de regio die als hoogdynamische functies te beschouwen zijn? Welke kansen krijgen gemeenten met een groot toeristisch kapitaal, maar een minder gunstige multimodale ontsluiting? Of is dit naast wonen en bedrijvigheid een volgende pijler waar de regio en de ‘dorpen’ op moeten inboeten?
Aanvullend: vraag naar beleidskader open ruimte
Bovenstaande vraag met betrekking tot toerisme en recreatie en het feit dat in het beleidskader “verdichten en ontdichten van de ruimte” open ruimte slechts fragmentarisch aan bod komt, leidt tot de vraag of een beleidskader voor de open ruimte niet nog een waardevolle aanvulling kan zijn voor het beleidsplan.
Specifiek voor Westerlo worden bijkomend volgende aandachtspunten geformuleerd:
In de strategische visie wordt op pagina 22 onze regio en onze gemeente omschreven als:
“ In dit waardevolle landschap komen tal van dorpskernen voor met eerder beperkte voorzieningen, een lage woondichtheid en een zeer sterke verlinting. Westerlo vormt in dit gebied de middelgrote kern. Daarnaast staan deze dorpen, vooral met de (vracht) wagen, in verbinding met kleine steden zoals Geel, Aarschot en Diest (Vlaams-Brabant).”
Net zoals in de conceptnota wordt de gemeente Westerlo met haar 7 (volwaardige) deeldorpen in deze omschrijving niet (h)erkend.
Ondanks dat er gesteld wordt dat Westerlo een middelgrote kern is, wordt hier bij de kerntypering gesteld dat Westerlo-centrum een “dorpskern met potenties” is en worden de andere deeldorpen aangeduid als “dorpskern”. Met een bevolking van meer dan 25.000 inwoners op een oppervlakte van 5.500 ha, wat overeenstemt met een bevolkingsdichtheid van 457 inwoners per km², kan er toch moeilijk gesteld worden dat Westerlo een gemeente is met een lage woondichtheid.
Ook het voorzieningenniveau is absoluut niet laag in Westerlo. Elke kern beschikt over een kleuterschool en een lagere school, dokters, apothekers en basisvoorzieningen in de kern zelf of op fietsafstand. Het is inderdaad zo dat niet elke kern meer over de ambachtelijke bakker en beenhouwer beschikt, maar wel kan beschikken over een buurtsupermarkt waar deze basisvoorzieningen aangeboden worden. Om de lokale economie te stimuleren, werd er door onze gemeente het initiatief genomen om hiervoor een dienst op te starten, die de nodige acties zal opstarten om handel in de kernen te bevorderen. Westerlo-centrum zelf heeft naast deze basisvoorzieningen twee middelbare scholen, die nog steeds groeien.
Ook op het vlak van tewerkstelling, is er in Westerlo een hoog aanbod door de bedrijven die gelegen zijn in het ENA, de bedrijvenzone in Heultje, Zone Reme, het KMO-park aan de Ambachtenstraat, Moestoemaat en aan de Olenseweg. Westerlo is gelegen in het ENA-gebied wat toch beschouwd wordt als een ruimtelijke multimodale knoop. Ook dit aspect verdient de nodige aandacht in functie van de ontwikkelingskansen voor Westerlo.
Er wordt gestreefd om tegen 2030 naar een modal split van 50% te komen van de verplaatsingen, die gebeuren via andere vervoersmiddelen dan de auto. Gelet op het ruime aanbod aan tewerkstelling in onze gemeente, en de inburgering van de elektrische fiets, wordt sterk gebruik gemaakt van de fiets voor woon-werkverkeer. Ook de verplaatsingen naar de scholen, gebeuren overwegend met de fiets aangezien dit door de scholen wordt gestimuleerd door verscheidene acties.
In functie van mobiliteit wordt gesteld dat treininfrastructuur een hogere status heeft dan busvervoer, waardoor onze gemeente niet in aanmerking zou komen als multimodaal vervoersknooppunt voor personenvervoer. In onze gemeente wordt er gewerkt aan sterke autobusnetten en bovenlokale Hoppinpunten zodat er een alternatief wordt aangeboden voor de auto. Niettemin de autoverplaatsingen tegen 2030 niet hoger mogen zijn dan 50%, dient er toch ook gewezen te worden op het aspect dat Westerlo zeer goed gelegen is ten opzichte van het hoofdwegennet, namelijk de E313. Het oprittencomplex in Olen en Oevel, liggen zeer kort bij een aantal dorpen en bedrijvenzones van onze gemeente.
Concluderend kan gesteld worden dat op basis van bovenstaande argumenten, de gemeente Westerlo meer ontwikkelingskansen verdient dan deze die voorzien worden in voorliggend beleidsdocument van de provincie Antwerpen. Temeer omdat niet alleen Westerlo-centrum maar ook de andere deeldorpen van Westerlo ‘dorpskernen zijn met potenties’.
Raadslid Tinne Wuyts geeft toelichting bij dit agendapunt.
Raadslid Frans De Cock zegt dat hij en de fractie hiermee akkoord kunnen gaan, maar geeft toch aan dat het gemeentelijk GRS al van heel wat jaren geleden is en dat het aangewezen is om hiervan een actualisatie te maken.
Raadslid Iris De Wever sluit zich hierbij aan en zegt dat zij ook de vraag wil stellen wanneer de aanpassingen aan ons GRS zullen gebeuren.
Schepen Tinne Wuyts bevestigt dat het zeker de bedoeling is om dit op te nemen in de schoot van de Gecoro.
De gemeenteraad stemt niet in met het voorstel tot schrapping van de passage in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, zoals opgenomen in het richtinggevend deel - Deel 6 gewenste ruimtelijke structuur - 9. Afwegingskader zonevreemde structuur - 9.2 sectorale uitwerking: zonevreemde woningen - woningen die aansluiten op de kern = omvormen tot woonzone, p. 174.
Raadslid Frans De Cock geeft toelichting bij het agendapunt. Hij vraagt dat het buitenspeelplan meer ambitieus wordt aangepakt en veralgemeend wordt naar meerdere speelpunten dan enkel het Boswachtershuis. Hij voegt er aan toe dat de vergadering die recent werd georganiseerd, heel wat ideeën heeft aangebracht.
Raadslid Nancy Van Hoof zegt de raad te willen herinneren aan het agendapunt van N-VA. met twee onderdelen. Zij zegt dat uit respect haar fractie geduld getoond heeft en de kans geboden om hier verder aan te werken. Raadslid Van Hoof wenst dan ook de vraag te stellen waarom dit nogmaals werd geagendeerd.
Schepen Tinne Wuyts zegt raadsleden Nancy Van Hoof en Iris De Wever te danken voor de constructieve houding en geeft verder toelichting. In Oosterwijk is er momenteel niets, maar daar wordt iets meer avontuurlijk gepland, niet al te klassiek. Daarom is het de bedoeling om samen te werken met Thomas More die voor onze gemeente zouden ontwikkelen. Zij hadden echter erg veel aanvragen. Het pleintje van Oosterwijk is dan geprioriteerd, zodanig dat dit in mei volgend jaar kan geopend worden. De speelcamionette zal ook in de paasvakantie uitrijden, ook naar Oosterwijk en Voortkapel. Schepen Wuyts vervolgt dat dit jaar ingezet wordt op het vervangen van speeltoestellen door eigen gemaakte speeltoestellen die erg onderhoudsvriendelijk zijn, en dit in samenwerking met Sila.
Wat inclusief spelen betreft, wordt initiatief genomen, waar veel kindjes samen komen, vandaar het Boswachtershuis dat als speeltuin de 'place to be' is. De vergadering heeft heel wat ideeën opgeleverd waar in de komende periode verder aan zal gewerkt worden.
Raadslid Frans De Cock zegt dat het goed is dat er in Oosterwijk initiatief wordt genomen, maar vraagt wat er dan gebeurt in Voortkapel. Al de vervangingen die opgesomd worden staan al een jaar in het plan. Ook wordt niets gezegd over een tijdsplan.
Raadslid Iris De Wever zegt dat in elk deeldorp wel een speelplein met enige voorziening dient te zijn.
Schepen Paul Helsen zegt dat het 'nat gazonneke' inderdaad een speelplein is geweest. Hij zegt hier regelmatig te passeren en te ervaren dat er meer gesluikstort wordt dan gespeeld. Misschien is deze plek dan ook niet zo geschikt als speelplein. In de onmiddellijke omgeving wonen er ook niet meer zo veel jonge gezinnen.
Het debat wordt afgerond. Er wordt niet gestemd.
//
Raadslid Frans De Cock geeft toelichting bij het agendapunt.
Schepen Filip Verrezen antwoordt dat er de voorbije periode een petitie is binnen gekomen met een aantal verzuchtingen en wensen, georganiseerd vanuit een buurtcomité van de Guldensporenlaan. In deze petitie staan een aantal punten in verband met verkeersveiligheid en het ervaren comfort door de toestand van de wegenis. Het college heeft terugkoppeling gegeven van een aantal initiatieven die lopende zijn, waaronder de betonstudie die momenteel loopt. Deze studie zal uitwijzen wat best gebeurt met het wegdek in de respectieve straten, waaronder de Guldensporenlaan. Wat betreft de fietspaden, dat stond al in Westel-info voor de petitie werd binnen gebracht, werd voor deze laan een subsidieaanvraag gedaan en daar wordt volop werk van gemaakt. Schepen Verrezen zegt dat het echt de bedoeling is dat nog dit jaar nieuwe fietspaden worden aangelegd.
Schepen Kristof Welters zegt nog wat aanvullingen in verband met de snelheden te willen toevoegen. De gemeente had wel wat reacties verwacht in straten waar de snelheid van 70 terugbracht werd naar 50. De reden waarom dit werd gedaan heeft te maken met vaak veel handelszaken in straten, het aantal ongevallen. Een aantal verkeersassen zijn dan ook deels 50 geworden en deels 70. Toch is het de bedoeling om op de toegangswegen zo veel als mogelijk 70 toe te laten. De vraag door heel wat mensen in de Guldensporenlaan is om de snelheid terug te brengen naar 50. Dit zal wel nog terug besproken worden op het verkeerscomité. Er komen hier wel twee vaste snelheidsinformatieborden. Wat het Trannoyplein betreft, is recent de studie die werd opgemaakt door Suunta besproken en wat Bistberg betreft, een doodlopende straat waar wat overlast zou zijn door leveranciers, zal ook dit worden besproken in het verkeerscomité.
Raadslid Frans De Cock zegt dat er nog geen collegebesluit van de betonstudie voorhanden is, evenals over de studie van Suunta. Hij zegt het wat jammer te vinden om nu met subsidies de fietspaden te vervangen, zonder het wegdek aan te pakken. Er zijn heel wat niveauverschillen in die straat en het fietspad zal plots stoppen aan het Trannoyplein. Blijkbaar heeft toch een meerderheid gekozen voor een snelheid van 50 km/uur. Ook voor Bistberg kiest een meerderheid voor een snelheid van 30.
Raadslid Ronny Goossens zegt te hopen dat er een aantal snelheidsborden worden aangekocht voor de Industrieweg.
Raadslid Frans De Cock vraagt de stemming over de vijf voorstellen.
Schepen Filip Verrezen zegt dat omwille van de petitie al deze punten worden besproken op het eerstvolgend verkeerscomité en vraagt daarom om hierover niet te stemmen.
Stemming over het voorstel om niet te stemmen over de vijf voorstellen van Frans De Cock:
Stemden voor:
16 stem(men) voor: Flor Celen, Wim Dams, Ronny Goossens, Paul Helsen, Marie Michiels, Marleen Nevelsteen, Clyde Tai-Apin, Winny Van Calster, Maurice Van Hemelen, Guy Van Hirtum, Hans Van Lommel, Kelly Verboven, Harri Verbraecken, Filip Verrezen, Kristof Welters, Tinne Wuyts
2 stemmen tegen: Chris Beenens en Frans De Cock
8 onthouding(en): Marc Gouwkens, Vicky Cools, Iris De Wever, Vic Van Bael, Nancy Van Hoof, Giel Van den Broeck, Bert Wellens, Katrijn van Riet
De stemming over de voorstellen is afgevoerd.
//
Raadslid Frans De Cock geeft toelichting bij het agendapunt.
Schepen Clyde Tai-Apin antwoordt dat het de bedoeling is dat in maart en in april tijdens de colleges telkens een deeldorp wordt aangepakt. De samenwerking met de andere instanties is er nog en zal terug worden opgenomen. De visie van het bestuur is de functionaliteit van de trage wegen.
Raadslid Frans De Cock vraagt of dit nog wordt teruggekoppeld aan de raad.
Schepen Clyde Tai-Apin antwoordt dat de prioriteitenlijst wordt samengesteld en nadien gedeeld met de raad.
Er wordt niet gestemd.
//
Raadslid Frans De Cock geeft toelichting bij het agendapunt.
Raadslid Nancy Van Hoof zegt dat zij in 2022 dit heeft geagendeerd en dat er toen geantwoord is dat het best was om de verenigingen meer in te schakelen zodat opnieuw wat leven rond de kermis kon bewerkt worden.
Schepen Filip Verrezen antwoordt dat hij dit opnieuw besproken heeft met de middenstand op een vergadering in februari. Hierover was toch wel wat terughoudendheid. Tijdens de braderij trachten de middenstanders toch wat kermiskramen aan te trekken. Uit een bevraging bij foorkramers blijkt dat zij niet geloven in het (her)opstarten van een kermis. Vaak is het zo dat een kermis floreert wanneer verenigingen in en rondom de kermis activiteiten organiseren. Een eerdere poging om de kermis in Westerlo te stimuleren heeft ook geen succes gekend. Voor de kinderen van Westerlo worden wel andere animatieve initiatieven georganiseerd door de verenigingen, toerisme en de middenstand.
Raadslid Frans De Cock dankt de schepen voor zijn toelichting.
Er wordt niet gestemd.
//
Raadslid Vicky Cools geeft toelichting bij het agendapunt.
Schepen Filip Verrezen antwoordt dat de medewerkers technische dienst erg goed bijhouden welk en hoeveel afval in elke afvalbak wordt achtergelaten. De vuilbakken waarop wordt gedoeld worden erg regelmatig geledigd. Deze worden elke week geledigd en deze aan de markt nog extra na de markt. Een aantal vuilbakken worden bovendien nog eens extra geledigd op vrijdag namiddag in Westerlo centrum, wanneer het wat warmer wordt.
Raadslid Vicky Cools zegt dat de verpakkingen van afhaaleten wel vaak groter zijn zodat dit niet past in een vuilbak.
Schepen Filip Verrezen antwoordt dat de gaten aan de vuilbakken klein zijn, om het sluikstorten te vermijden.
Er wordt niet gestemd.
//
Raadslid Frans De Cock geeft toelichting bij het agendapunt en geeft uitleg bij hoe de waarde van zulke gronden wordt geschat en de minwaarde door de schade door het storten wordt verrekend.
De vraag is, volgens raadslid De Cock, hoe de gemeente de eventuele schadeloosstelling ziet voor de betrokken percelen en de randpercelen.
Schepen Clyde Tai-Apin verwijst naar het verslag van vorige gemeenteraad en de toelichting over hoe de schatting gebeurt. De gemeente is evenwel gebonden aan de schattingswaarde. Een volgende stap is in gesprek te gaan met de eigenaars.
Burgemeester Guy Van Hirtum zegt het kras te vinden dat raadsleden zulke termen in de mond nemen als aansprakelijkheid, schadeloosstelling en dergelijke. Raadsleden zitten er voor de belangen van de gemeente en niet ter verdediging van een privaat belang.
Raadslid Frans De Cock zegt dat de gemeente toch dat stort heeft gecreëerd en vraagt hoe de gemeente ermee omgaat om tot een faire verkoop te komen.
Er wordt niet gestemd.
//