Het LEKP 2.0 volgt dezelfde principes als het LEKP 1.0. Twee van de vier concrete en herkenbare werven werden uitgebreid (zie hieronder) naar aanleiding van de reeds vermelde aanscherping op Europees niveau. Er wordt hierbij verder ingezet op een gelijktijdige bottom-up en top-down aanpak. Beide actoren, de Vlaamse overheid en de lokale besturen geven aan om naast de reeds bestaande engagementen verder werk te maken van de aangescherpte engagementen zoals hieronder vermeld:
Lokale besturen engageren zich om:
• De doelstelling m.b.t. CO2-reductie voor eigen gebouwen en technische infrastructuur wordt verhoogd van -40% naar -55% CO2-emissies tegen 2030. De scope van deze doelstelling voor CO2-reductie wordt daarnaast uitgebreid naar eigen mobiliteit;
• De primaire energiebesparingsdoelstelling wordt aangescherpt naar -3% per jaar vanaf 2023;
• Geen principiële schepencollege- of gemeenteraadsbeslissing meer te nemen m.b.t. lokale heffingen op elektriciteitsmasten en sleuven van ELIA;
• Aanpassingen in de streefdoelen onder de 4 werven:
o Nieuwe uitdaging onder werf 2:
- 25 fossielvrije renovaties onder de 50 collectieve renovaties per 1.000 wooneenheden tegen 2030.
- De inwoners van 50 per 1.000 wooneenheden worden uitgenodigd voor een klimaattafel ter bespreking van een wijkgerichte aanpak voor einde 2024.
o Nieuwe uitdaging onder werf 3:
1,5 in plaats van 1 (semi-) publieke laadequivalenten per 100 inwoners (99.000 laadpunten (CPE)) tegen 2030.
Artikel 2 van het Decreet Lokaal Bestuur: ‘De gemeenten zijn overeenkomstig artikel 41 van de Grondwet bevoegd voor de aangelegenheden van gemeentelijk belang. Voor de verwezenlijking daarvan kunnen ze alle initiatieven nemen. Ze beogen om bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied.’
De gemeenteraad beslist om het Lokaal Energie- en Klimaatpact 2.0 te ondertekenen.