De notulen van de zitting van de raad van maatschappelijk welzijn van 21 juni 2021 worden goedgekeurd.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, de artikelen 6 §3, 14 en 68
De raad voor maatschappelijk welzijn neemt akte van de eedaflegging van Wim Dams in de gemeenteraad van 20 september 2021. Bijgevolg en omdat de raad rechtsgeldig is samengesteld is het raadslid van rechtswege geïnstalleerd.
§ 1. De verkozen leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst van wie de geloofsbrieven door de raad voor maatschappelijk welzijn zijn goedgekeurd, leggen, voor ze hun mandaat aanvaarden, de volgende eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn: "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.".
In geval van algehele vernieuwing van het bijzonder comité voor de sociale dienst vindt de eedaflegging plaats tijdens de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad. Die eedaflegging vindt plaats in openbare vergadering.
Elke andere eedaflegging gebeurt alleen ten overstaan van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en in aanwezigheid van de algemeen directeur. Daarvan wordt een proces-verbaal opgemaakt dat ondertekend wordt door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en door de algemeen directeur en dat aan de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst wordt bezorgd.
Als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn de eed niet afneemt van de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst op de vergadering, vermeld in het tweede lid, of, bij vervanging van een lid, na de installatievergadering uiterlijk vóór de eerstvolgende vergadering van het bijzonder comité voor de sociale dienst, wordt de eed afgenomen door diegene die de voorzitter vervangt overeenkomstig artikel 7, § 5, tweede lid. In voorkomend geval noteert de algemeen directeur de vervanging van de voorzitter in de notulen van de vergadering en wordt het proces-verbaal ondertekend door degene die de eed heeft afgenomen.
§ 2. De verkozen leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst die aanwezig zijn op de vergadering, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en die de eed niet afleggen, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat.
§ 3. De verkozen leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst die niet aanwezig zijn op de vergadering, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en die, nadat ze daarvoor uitdrukkelijk zijn opgeroepen, zonder geldige reden afwezig zijn op de eerste daaropvolgende vergadering, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat.
§ 4. Een verkozen lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat zich zonder geldige reden niet aanmeldt bij de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn voor de eedaflegging, vermeld in paragraaf 1, derde lid, na daarvoor te zijn uitgenodigd, wordt geacht afstand te hebben gedaan van zijn mandaat.
De raad voor maatschappelijk welzijn neemt kennis van het ontslag als lid van het BCSD van de heer Wim Dams.
De raad voor maatschappelijk welzijn neemt akte van de tijdige en ontvankelijke akte van voordracht van de fractie CD&V met mevrouw Lief Van Dingenen, als kandidaat-lid voor het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD).
De raad voor maatschappelijk welzijn verklaart Lief Van Dingenen verkozen als kandidaat-lid van het BCSD.
De raad neemt akte van de eedaflegging van mevrouw Lief Van Dingenen.
Westerlo heeft in de loop der jaren heel wat initiatieven genomen om inspraak, betrokkenheid en participatie van burgers en doelgroepen bij het beleid, de besluitvorming en de dienstverlening te realiseren. Actieve adviesraden, druk bijgewoonde bewonersvergaderingen over grote en kleinere projecten, het meldpunt voor infovragen, meldingen en bemerkingen zijn naast de informatiekanalen Westel Info, de website www.westerlo.be en de Facebookpagina Gemeente Westerlo verder uitgegroeid tot belangrijke pijlers van het extern communicatie- en participatiebeleid.
Het decreet lokaal bestuur geeft aan gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn nu de opdracht om inwoners zoveel mogelijk bij het beleid te betrekken. Elk lokaal bestuur kan de nodige initiatieven nemen om de participatie van de inwoners aan het lokaal beleid te bevorderen. In het participatiereglement zijn daarom procedures en afspraken opgenomen over de transparantie in de besluitvorming, over de toegang tot bestuursdocumenten, over participatietrajecten bij kleine en grote projecten, over het behandelen van informatievragen, meldingen, suggesties, beroepen, bezwaren en klachten, over adviesraden, over digitale participatie en over verzoekschriften, beleidsvoorstellen met petities en volksraadplegingen.
Dit reglement geeft, in toepassing van artikel 304 van het Decreet Lokaal Bestuur, meer invulling aan inspraak, betrokkenheid en participatie door burgers en doelgroepen ten aanzien van het beleid, de besluitvorming en de dienstverlening.
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt het participatiereglement goed.
Beleggingsproducten voor lokale besturen zijn schaars en om een efficiënt financieel beleid te voeren moet het bestuur in de mogelijkheid zijn om soms op korte termijn beslissingen te kunnen nemen. Er zijn producten op de markt met een gunstiger rendement, maar meestal zijn dit fondsen of verzekeringsproducten op lange termijn (meer dan een jaar).
Op aanbeveling van de financieel zou het interessanter zijn om snel op goede aanbiedingen te kunnen inspelen waardoor het opportuun is om de beslissingsbevoegdheid bij het vast bureau te leggen. Het spreekt voor zich dat het vast bureau hiervoor steeds beroep doet op de expertise en de risico inschatting van de financieel directeur en dat de financieel directeur ook aan de raad voor maatschappelijk welzijn rapporteert over de beleggingen.
Bij het aangaan van beleggingen op lange termijn zal het vast bureau dit doen op advies van de financieel directeur. Hierbij zal gekeken worden naar kapitaalbescherming (ermee rekening houdend dat een zicht- of spaarrekening ook geen kapitaalsgarantie meer biedt), rendement (inclusief de kosten), beschikbaarheid van het geplaatst kapitaal en de risico's.
Elke belegging heeft zijn specifieke risico's. De risico- en opbrengstindicator is gebaseerd op de volatiliteit (= maatstaf voor de beweeglijkheid van de koers) van het fonds op een schaal van 1 (laag risico) tot 7 (hoog risico), waarbij gebruik gemaakt wordt van de weekopbrengsten van het compartiment van de laatste vijf jaar. Deze indicator is een norm gebaseerd op de Europese richtlijn om dezelfde types van beleggingsfondsen te kunnen vergelijken.
Historische cijfers, zoals gebruikt voor het berekenen van deze indicator, zijn geen betrouwbare weergave van het toekomstig risicoprofiel. De risico- en opbrengstcategorie van elk compartiment staat niet vast en kan na verloop van tijd veranderen.
Aandelenfondsen zijn over het algemeen volatieler dan obligatiefondsen. Aandelenfondsen met een focus op kleine en middelgrote beursgenoteerde ondernemingen zijn over het algemeen volatieler, omdat prijsschommelingen van aandelen binnen deze categorie een grotere impact hebben op de waarde van het fonds.
De laagste categorie betekent niet dat de belegging risicovrij is. Elk beleggingsfonds is onderhevig aan een of meerdere specifieke risico's. De meest relevante risico's voor een belegger zijn de volgende:
Verder houdt de financieel directeur ook rekening met volgende risico’s inzake het thesauriebeheer:
In de memorie van toelichting bij art. 78 van het decreet lokaal bestuur (bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn)
wordt naar de overeenkomstige bevoegdheid die wegvalt van de OCMW-raad verwezen, waarbij sprake is van beleggingen op meer dan 1 jaar. Punt 15° van het tweede lid van artikel 52 van het OCMW-decreet, namelijk de vaste
belegging van kapitalen voor een periode langer dan één jaar, wordt niet hernomen in het decreet lokaal bestuur.
Op basis daarvan is de algemeen aangenomen interpretatie dat beleggingen op meer dan 1 jaar een bevoegdheid zijn van de raad, maar dat deze kunnen worden toevertrouwd aan het politiek uitvoerend orgaan.
Beleggingen op minder dan 1 jaar vallen onder het thesauriebeheer en dus onder de bevoegdheid van de financieel directeur. Het lijkt wel evident dat de FD zijn thesauriebeheer, en in het bijzonder de KT-beleggingen, in overleg doet met het politiek uitvoerend orgaan.
Om tijdiger te kunnen inspelen op opportuniteiten om de reserves als een goede huisvader te beheren is het wenselijk om de beslissingsbevoegdheid te leggen bij een orgaan dat op kortere termijn tot een besluit kan overgaan. Dit orgaan zal ook altijd het advies van de financieel directeur inwinnen en er zal ook aan de raad over de beleggingsportefeuille worden gerapporteerd. Op deze manier worden risico's ingeschat en is er transparantie over het gevoerde beleid.
De raad beslist om de bevoegdheid om beleggingen op meer dan 1 jaar aan te gaan, toe te vertrouwen aan het vast bureau
Vooraleer het vast bureau een belegging op meer dan een jaar aangaat zal advies ingewonnen worden van de financieel directeur. Dit advies moet gunstig zijn vooraleer het bestuur zal intekenen.
Het vast bureau rapporteert minstens jaarlijks aan de raad voor maatschappelijk welzijn over de aangegane beleggingen op meer dan een jaar
Op 9 oktober 2020 werd de ondernemersovereenkomst met de coördinerend en raadgevend arts (CRA) gesloten met dokter Weyts uit Antwerpen (gevestigd in Tongerlo).
Met het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021 wordt de uitbreiding van de functie en de financiering van de CRA naar alle bewoners in het woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf type 1 structureel verankerd in de regelgeving. Daarnaast bevat het ontwerp nog enkele andere wijzigingen aan het besluit van 30 november 2018 en de bijlagen 8 en 11 van het besluit van 28 juni 2019. Tot en met 30 juni 2020 was de financiering van de prestaties van de CRA via de basistegemoetkoming voor zorg beperkt tot bewoners die zijn opgenomen in een woongelegenheid woorzorgcentrum met bijkomende erkenning (vroegere 'RVT').
Gezien de cruciale rol van de CRA in de beheersing van het coronavirus en het algemeen medisch beleid in het woonzorgcentrum werd deze financiering met het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020 tot en met 31 december 2020 tijdelijk uitgebreid naar alle bewoners.
Gezien de blijvende rol van de CRA in het medisch beleid en de beheersing van infecties in het bijzonder, wordt met het besluit van 7 mei 2021 de financiering van de CRA voor alle bewoners structureel verankerd in de regelgeving.
Tegemoetkoming CRA
Bij toepassing van het besluit van 7 mei 2021 wordt de vergoeding voor de CRA permanent verhoogd. De tegemoetkoming voor de CRA zal door het Agentschap Zorg en Gezondheid via een afzonderlijke financieringsstroom worden betaald. Deze vergoeding gaat integraal naar de CRA en betreft dus geen kost voor het woonzorgcentrum.
Voor OCMW Westerlo betekent de wijziging een verhoging in de vergoeding van 82 'RVT-bedden' naar 129 'bewoners'. Het wettelijk voorziene tarief van 0,63 eur 'per bewoner per dag' blijft ongewijzigd. Bij een volledige maand (31 dagen) verhoogt de tegemoetkoming zo van 1.601,46 euro per maand naar 2.519,37 euro per maand. Afhankelijk van de bezettingsgraad van het woonzorgcentrum kan dit bedrag nog wijzigen.
Om tegemoet te komen aan de nieuwe vereisten van de functie en financiering van de CRA werd de ondernemersovereenkomst aangepast aan het 'Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers' . De aangepaste ondernemersovereenkomst maakt integraal deel uit van dit besluit.
- Besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers.
- Decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, artikel 143, artikel 145, artikel 147-148, artikel 152 -153, gewijzigd bij het decreet van 15 februari 2019.
- Besluit van de Vlaamse Regering 27 november 2015 houdende wijzigingen van het koninklijk besluit van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis, als centrum voor dagverzorging of als centrum voor niet aangeboren hersenletsels.
- Het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van het OCMW Westerlo dd 27 mei 2009, gewijzigd bij de besluiten van 26 juni 2013 en 30 oktober 2013 en 2 september 2019 waarbij het begrip ‘dagelijks bestuur’ wordt gedefinieerd en waarin de gevallen worden opgesomd die van een voorafgaand visum door de financieel directeur worden vrijgesteld
De raad voor maatschappelijk welzijn neemt kennis van de aangepaste ondernemersovereenkomst met dokter Weyts uit Antwerpen aangaande de gewijzigde voorwaarden en financiering van de CRA en keurt deze goed. De aangepaste ondernemersovereenkomst gaat in met ingang vanaf 1 juli 2021 tot uiterst 30 september 2024.
Elk van de partijen kan deze overeenkomst beëindigen, mits zij 90 dagen vooraf, met ingang de dag volgende op de schriftelijke bekendmaking, schriftelijk opgezegd wordt (per aangetekende brief.
De vergoeding wordt conform het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021 niet langer berekend op basis van het aantal 'RVT bedden', maar wel op basis van de bezettingsgraad van het woonzorgcentrum (aantal bewoners bewoners situatie juli 2021 bedraagt 129). Het tarief van de vergoeding bedraagt 0,63 eur per bewoner per dag en blijft tot op heden ongewijzigd.
De vergoeding van de CRA wordt volledig gesubsidieerd door het Agentschap Zorg en Gezondheid en wordt vervolgens integraal doorgestort aan de CRA. De totale vergoeding bedraagt 97 036,38 euro (op basis van 129 bewoners). Het nodige budget is voorzien op Actie000448 van het exploitatiebudget onder de meerjarige bestelbon met referentie 2021003426 en is als volgt verdeeld:
- 2021: 14 953,68 euro
- 2022: 29 907,36 euro
- 2023: 29 907,36 euro
- 2024: 22 267,98 euro
Het budget dient aangepast te worden aan de bezettingsgraad van het woonzorgcentrum en eventuele wettelijke wijzigingen die van toepassing zijn voor de duur van de ondernemersovereenkomst.
De aangepaste ondernemersovereenkomst wordt voor ondertekening overgemaakt aan dokter Weyts en vervolgens uiterlijk 15 oktober 2021 voor kennisgeving overgemaakt aan het agentschap Zorg en Gezondheid. De gewijzigde overeenkomst zal aan de provinciale Raad van de Orde van Geneesheren ter goedkeuring voorgelegd worden.
1. Artikel 184 van de rechtspositieregeling van het OCMW en artikel 164 van de rechtspositieregeling van de instellingen: de eindejaarstoelage
De sociale partners sloten op 9 juni 2021 een sectoraal akkoord af voor het personeel van de lokale en provinciale besturen.
Er werd een akkoord bereikt over de koopkrachtmaatregelen voor het niet-VIA personeel bij de lokale en provinciale besturen en over de compensatie aan de lokale besturen. Zo zullen naast de medewerkers van de VIA diensten ook alle niet-VIA personeelsleden bij de lokale en provinciale besturen vanaf 2021 recht hebben op een verhoogde eindejaarstoelage. Hiertoe zal het variabele gedeelte van de eindejaarstoelage worden verhoogd van 2,5 % naar 3,6 % van het jaarsalaris, zoals dit ook reeds was afgesproken voor het VIA-personeel in het deelakkoord VIA6 – koopkracht publieke sector van 22 december 2020. Lokale besturen zullen hiertoe een compensatie ontvangen vanuit het compensatiebudget van 30 miljoen euro dat de Vlaamse Regering, zoals afgesproken in het VIA6-akkoord van 30 maart 2021, toekent omwille van de oversijpelingseffecten van het VIA6-akkoord naar de niet-VIA personeelsleden binnen de lokale besturen.
Daarnaast bereikten de sociale partners eveneens een akkoord over de schrapping van de begrenzing van de eindejaarstoelage tot een twaalfde van het jaarsalaris voor alle personeelsleden bij de lokale en provinciale besturen.
Deze wijziging wordt mee opgenomen in de rechtspositieregeling
2. Artikel 231 paragraaf 3 RPR OCMW en artikel 216 paragraaf 3 RPR instellingen wordt aangepast conform de wettelijke bepaling beschreven in de wet van 12 juni 2020 die de regelgeving wijzigt over het bevallingsverlof.
De wet van 12 juni 2020 wijzigt de regelgeving over het bevallingsverlof, meer bepaald zorgt deze wet voor een uitbreiding van de lijst met afwezigheidsperiodes die gelijkgesteld kunnen worden met periodes van arbeid met het oog op de verlenging van de verplichte postnatale rust na de negende week na de bevalling. Deze wet werd op 4 juni 2020 aangenomen door de parlementsleden in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en op 18 juni 2020 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De inwerkingtreding van de wet is retroactief vastgesteld op 1 maart 2020.
De wijziging zorgt ervoor dat ook de volgende periodes van afwezigheid, die plaatsvinden vanaf de zesde week tot en met de tweede week voor de bevalling, gelijkgesteld worden met periodes van arbeid en dus het bevallingsverlof verlengen:
Met andere woorden, als deze afwezigheden zich voordoen in de prenatale periode dan korten ze het recht op bevallingsverlof niet langer in.
Deze wijziging wordt mee opgenomen in de rechtspositieregeling.
3. Artikels 276 en 288 RPRP OCMW en artikels 261 en 273 RPR instellingen: toevoeging mantelzorgverlof
Mantelzorgverlof is een bijkomend thematisch federaal verlofstelsel (naast ouderschapsverlof, medische bijstand en palliatief verlof). Een werknemer die erkend mantelzorger is, kan zijn arbeidsprestaties schorsen om bijstand en hulp te bieden aan een zorgbehoevend persoon.
Een aanvraag kan ingediend worden door zowel statutair, contractueel, voltijdse als deeltijdse medewerkers. De werknemer moet erkend zijn als mantelzorger door de mutualiteit.
Het verlof voor mantelzorg kan opgenomen worden in stelsels via een volledige onderbreking, via een halftijds onderbreking of via een onderbreking met 1/5de. Deeltijdsen kunnen enkel volledige onderbreking aanvragen.
Over de hele beroepsloopbaan heeft de werknemer recht op: maximaal 6 maanden volledige onderbreking of maximaal 12 maanden halftijdse of 1/5de onderbreking. Een werknemer kan volgens de huidige reglementering maar 1 maand voltijds verlof voor mantelzorg (of 2 maanden halftijds of 1/5) nemen per zorgbehoevende persoon. Hij kan in totaliteit wel 6 maanden voltijds verlof voor mantelzorg nemen, maar dan voor 6 verschillende zorgbehoevende personen.
Het verlof voor mantelzorg geeft geen recht op een aanmoedigingspremie. De verloning verloopt door RVA cfr medische bijstand. Het mantelzorgverlof kan 7 kalenderdagen op voorhand aangevraagd worden met het bewijs van mantelzorger.
Deze wijziging wordt mee opgenomen in de rechtspositieregeling.
4. Artikel 269 RPR OCMW en artikel 254 RPR instellingen wordt aangevuld met omstandigheidsverlof voor het halen van een Coronavaccin
Het federaal parlement keurde een wet goed die een recht op omstandigheidsverlof toekent aan werknemers die zich tijdens hun werkuren laten vaccineren tegen het coronavirus. Deze wet is van kracht met ingang van 9 april 2021. Dit recht op klein verlet (omstandigheidsverlof) houdt in dat de werknemer zonder loonverlies van het werk afwezig mag zijn, wanneer hij zich tijdens de werkuren laat vaccineren tegen het coronavirus COVID-19. De werknemer heeft dit recht gedurende de tijd die nodig is voor de vaccinatie en de bijhorende verplaatsingstijd.
Deze wijziging wordt mee opgenomen in de rechtspositieregeling.
5. De bijlage met het reglement rond de camerabewaking wordt aan de rechtspositieregeling toegevoegd
De werkgever is verplicht om bij het plaatsen van beveiligingscamera's op de arbeidsplaats zijn medewerkers in te lichten over het nagestreefde doel, het al dan niet bewaren van de beelden, wie deze beelden mag bekijken, ... Op vraag van de vakbonden werd een kader uitgeschreven dat wordt toegevoegd als bijlage aan de rechtspositieregeling.
6. Het geïntegreerde organogram wordt gewijzigd
Voor het woonzorgcentrum:
voor de technische dienst gemeente:
Voor de stafdienst
De raad voor maatschappelijk welzijn keurde op 6 juli 2020 naast de invulling van de stoelen van het organogram ook een aantal principes goed. Een van deze principes is de contractualisering van het personeelsbestand. Bij het ocmw werden al langer geen functies meer statutair ingevuld. Ook bij de gemeentelijke diensten zullen in de toekomst alle stoelen contractueel worden ingevuld. De statutaire stoelen worden bijgevolg uitdovend.
De organisatie vindt het echter belangrijk om op medewerkers hun competenties en talenten te kunnen inzetten. Het principe van de contractualisering maakt dit in de praktijk niet altijd haalbaar. Dit principe wordt in dit kader best gerelativeerd, in die zin dat wanneer een functie dit rechtvaardigt of wanneer het van belang is voor de organisatie - bijvoorbeeld in het kader van een stimulerend en motiverend personeelsbeleid - de aanstellende overheid van het principe van algemene contractualisering kan afwijken.
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de wijzigingen van artikel 184, artikel 231 paragraaf 3, artikel 269, artikel 276 en artikel 288 van het rechtspositieregeling van het OCMW goed.
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de wijzigingen van artikel 164, artikel 216 paragraaf 3, artikel 254, artikel 261 en artikel 273 van het rechtspositieregeling van de instellingen goed.
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de toegevoegde bijlage 9 aan het rechtspositieregeling van het OCMW en de instellingen rond camerabewaking goed.
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de wijzigingen aan het geïntegreerd organogram goed.
Onderzoek toont aan dat opgroeien in armoede een risico vormt voor de fysieke en emotionele ontwikkeling van jonge kinderen en dat net een stimulerende omgeving in de eerste levensjaren cruciaal is. Deze kinderen lopen tijdens hun eerste drie levensjaren een achterstand op die nog moeilijk bij te benen valt, mede door het isolement waarin ze groot worden. Gezinnen in armoede worden immers voortdurend uitgesloten door de attitudes en reacties van hun omgeving en door al dan niet bewuste belemmeringen om deel te nemen aan sociale activiteiten.
OCMW Westerlo wil daarom expliciet inzetten op kinderarmoede. Een samenwerking met Feestvarken vzw kan alvast bijdragen tot een positieve invloed. De sociale dienst geeft enkel een geboortedatum en een geslacht door van de kinderen aan Feestvarken vzw. Op basis daarvan worden de pakketten samengesteld. Persoonsgegevens worden bijgevolg nooit doorgegeven zodat de anonimiteit gewaarborgd kan blijven. De pakketten worden door vrijwilligers van Feestvarken vzw bij de sociale dienst afgeleverd waarna deze verder verdeeld worden naar de gezinnen.
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt een samenwerking met Feestvarken vzw goed met ingang vanaf 1 januari 2022.
Artikel 23 van de Grondwet waarin zowel het recht op een behoorlijke huisvesting als het recht op maatschappelijke ontplooiing erkend worden;
De OCMW- wet van 8 juli 1976 die de toekenning van aangepaste maatschappelijke dienstverlening aan de persoon die dakloos is of dreigt te worden regelt. De steun die hem moet worden toegekend, overeenkomstig artikel 1 van diezelfde wet, moet worden aangepast aan zijn staat van behoefte, om hem toe te laten een menswaardig leven te leiden;
Artikel 60 §1 tot en met 7 van de OCMW- wet van 8 juli 1976 die uitvoering geeft aan de algemene taken voorbehouden aan het OCMW om te vermijden dat een persoon dakloos wordt of blijft;
Het samenwerkingsakkoord inzake dak- en thuisloosheid van 12 mei 2014 tussen de federale, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, waarin onderstreept wordt dat de OCMW’s in eerste plaats bevoegd zijn voor de opvang van daklozen ;
Goedkeuring van de Raad van Bestuur van Welzijnszorg Kempen dd. 12 mei 2021 betreffende de herwerkte nota van het noodopvangplan Kempen.
De raad voor maatschappelijk welzijn gaat akkoord met de principes en de werkwijze van het noodopvang Kempen zoals opgenomen in de nota ‘Noodopvangplan Kempen’ en zal hieraan uitvoering geven.
Artikel 171 van het decreet lokaal bestuur bepaalt dat de algemeen directeur, in overleg met het managementteam, zorgt voor de opmaak van de opvolgingsrapportering.
Artikel 176 van het decreet lokaal bestuur bepaalt dat de financieel directeur, onder functionele leiding van de algemeen directeur, instaat voor het opstellen van de opvolgingsrapportering.
Artikel 263 van het decreet lokaal bestuur bepaalt dat er minstens voor het einde van het derde kwartaal een opvolgingsrapportering over het eerste semester van het boekjaar, met de stand van zaken van de uitvoering van het meerjarenplan, wordt voorgelegd aan de raad voor maatschappelijk welzijn en de gemeenteraad.
Artikel 29 van het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 en artikel 5 van het ministerieel besluit van 26 juni 2018 bepalen de inhoud van de opvolgingsrapportering.
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de opvolgingsrapportering over het eerste semester van het boekjaar 2021 goed.