Onder de zaak van de wegen wordt verstaan het bepalen van het tracé en de uitrusting van de aan te leggen of te wijzigen wegen, zoals rooilijnen, rijbanen, voetpaden, aanplantingen, openbare nutsvoorzieningen, afwatering en weerslag op de mobiliteit. De zaak van de wegen is een gemeentelijke aangelegenheid die exclusief aan de gemeenteraad is opgedragen. De gemeentelijke wegenis valt immers onder de in artikel 40 en artikel 41 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur bepaalde volheid van bevoegdheid van de gemeenteraad om alle aangelegenheden van gemeentelijk belang te regelen.
Ook artikel 31 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning voorziet dat als een aanvraag tot omgevingsvergunning de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg omvat, de gemeenteraad hierover moet beslissen. De gemeenteraad spreekt zich uit over de ligging, de breedte en de uitrusting van de gemeenteweg, en over de eventuele opname in het openbaar domein. Hierbij wordt rekening gehouden met de doelstellingen en principes, vermeld in artikel 3 en 4 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen, en in voorkomend geval met het gemeentelijk beleidskader en afwegingskader, vermeld in artikel 6 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen. De gemeenteraad kan daarbij voorwaarden opleggen en lasten verbinden, die de bevoegde overheid in de eventuele vergunning opneemt.
Artikel 3 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen stelt dat het decreet tot doel heeft om de structuur, de samenhang en de toegankelijkheid van de gemeentewegen te vrijwaren en te verbeteren, in het bijzonder om aan de huidige en toekomstige behoeften aan zachte mobiliteit te voldoen. Om deze doelstelling te realiseren voeren de gemeenten een geïntegreerd beleid dat onder meer gericht is op de uitbouw van een veilig wegennet op lokaal niveau en op de herwaardering en bescherming van een fijnmazig netwerk van trage wegen, zowel op recreatief als op functioneel vlak.
Artikel 4 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen stelt dat bij beslissingen over wijzigingen van het gemeentelijk wegennet minimaal rekening moet gehouden worden met de volgende principes:
Gelet op artikel 31 van het van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, waarin gesteld wordt dat de gemeenteraad zich uitspreekt over de ligging, de breedte en de uitrusting van de gemeenteweg en over de eventuele opname in het openbaar domein, kan worden afgeleid dat de gemeenteraad zich bij zijn beoordeling dient te beperken tot die elementen uit de aanvraag die betrekking hebben op de zaak van de wegen. De gemeenteraad mag zich bijgevolg niet uitspreken over de vergunningsaanvraag zelf en dient zich te onthouden van uitspraken over de planologische toelaatbaarheid en de verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening, dewelke beoordeeld dienen te worden door het vergunningverlenende bestuursorgaan.
Artikel 47, eerste lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, bepaalt dat de gemeenteraad, bij het nemen van zijn besluit over de zaak van de wegen kennis neemt van de standpunten, opmerkingen en bezwaren die tijdens het openbaar onderzoek ingediend zijn. De aanvraag werd onderworpen aan een openbaar onderzoek van 24 december 2020 tot en met 22 januari 2021. Naar aanleiding van dit openbaar onderzoek werden geen standpunten, opmerkingen of bezwaren ingediend.
Met betrekking tot de voorliggende aanvraag tot omgevingsvergunning omvat de zaak van de wegen het verbreden van het openbaar domein opdat ter hoogte van de weg Oosterwijk kan voorzien worden in een rooilijn met een breedte van 10,00m. Deze breedte is hier voldoende in functie van een volwaardige inrichting van het openbaar domein met een voldoende brede rijwegverharding, met daarnaast voldoende bermruimte voor het aanleggen van nutsvoorzieningen. De breedte van de bestaande rijwegverharding zal niet wijzigen. Op het bij de aanvraag gevoegde verkavelingsplan wordt hiertoe een strook grond weergegeven met een oppervlakte van 13,00m² dewelke kosteloos aan de gemeente zal worden afgestaan ter inlijving bij het openbaar domein. Dit dient te gebeuren alvorens het af te splitsen lot vervreemd of bebouwd kan worden.
Langsheen de weg Oosterwijk bevinden zich reeds nutsvoorzieningen dewelke, zoals blijkt uit de adviezen van de nutsmaatschappijen, in het kader van voorliggende aanvraag beperkt moeten uitgebreid worden. Deze uitbreiding dient te gebeuren ten laste van de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van de gronden, alvorens het te realiseren lot vervreemd of bebouwd kan worden.
Het aanvraagperceel is volgens de watertoetskaart en de overstromingskaart niet gelegen in overstromingsgevoelig of recent overstroomd gebied. Het betreft hier ook geen aanvraag tot omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden waarbij voorzien wordt in de aanleg van een nieuwe wegenis, in die zin dat de zaak van de wegen enkel een kosteloze grondafstand omvat in functie van het realiseren van een reeds goedgekeurd rooilijnplan en dat het verharde deel van de weg niet wordt uitgebreid. Voorliggende zaak van de wegen brengt bijgevolg geen significante negatieve effecten op het watersysteem met zich mee.
De voorliggende aanvraag voorziet in het verkavelen in een lot dat bestemd is voor het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning. Dit betekent dat door middel van voorliggende aanvraag slechts één bijkomende woning zou gerealiseerd kunnen worden. Er kan dan ook van uit gegaan worden dat de voorliggende aanvraag nagenoeg geen mobiliteitsimpact zal hebben.
De gemeenteraad keurt, in toepassing van artikel 31 van het Omgevingsvergunningsdecreet en in toepassing van artikel 47 van het Omgevingsvergunningsbesluit, de zaak van de wegen goed in het kader van de aanvraag tot omgevingsvergunning met als referentie OMV/2020/0027/V, ingediend door Peter Liekens, voor het verkavelen van een eigendom in een lot dat bestemd is voor het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning door het afsplitsen van dit lot van een reeds bebouwd geheel op het eigendom gelegen Oosterwijk 88 en 90 te 2260 Westerlo, met als kadastrale omschrijving afdeling 2, sectie A, nrs. 126A2 en 126H2.
De strook grond zoals weergegeven op het bij de aanvraag tot omgevingsvergunning gevoegde verkavelingsplan en met een oppervlakte van 13,00m² dient kosteloos te worden afgestaan aan de gemeente Westerlo ter inlijving bij het openbaar domein opdat in de toekomst ter hoogte van de weg Oosterwijk kan voorzien worden in een rooilijn met een breedte van 10,00m Dit dient te gebeuren alvorens het te realiseren lot vervreemd of bebouwd kan worden.
Langsheen de weg Oosterwijk bevinden zich reeds nutsvoorzieningen dewelke, zoals blijkt uit de adviezen van de nutsmaatschappijen, in het kader van voorliggende aanvraag beperkt moeten uitgebreid worden. Deze uitbreiding dient te gebeuren ten laste van de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van de gronden, alvorens het te realiseren lot vervreemd of bebouwd kan worden.
Tegen dit besluit van de gemeenteraad kan binnen de 30 dagen in het kader van een schorsend administratief beroep tegen de vergunningsbeslissing een georganiseerd administratief beroep worden ingesteld bij de Vlaamse Regering. De procedure van dit beroep verloopt volgens artikel 31/1 van het Omgevingsdecreet.